Buitenspel in Cúcuta

‘Professor de deportes?!’ Ik knik voorzichtig, en leg hem uit hoe belangrijk sporten is voor jongeren die het moeilijk hebben. Het maakt ze sociaal en mentaal sterker. ‘Aaahh muy bien!’

Bij het uitstappen voor het hotel geeft de chauffeur nog snel even de tip dat er vijftig meter verderop een eenvoudig eettentje is. Precies wat ik zoek, bedenk ik later op de dag. Wie hier wil eten, schuift aan bij een van de plastic eettafels. Voor gemiddeld zesduizend peso’s, omgerekend één euro zestig, bieden ze een prima maaltijd.

Als ik wil afrekenen, schuiven twee dames aan voor hun lunch. Ze komen uit Venezuela en verblijven sinds een maand in Cúcuta. Ik blijf nog even hangen, tot ze over mijn mooie blauwe ogen beginnen. Terwijl ik aanstalten maak om te vertrekken, stapt een jongen met een plastic zak in de hand op me af. Hij vraagt schuchter om m’n etensresten: een beetje rijst met een afgekloven kippenpoot. In een oogwenk leegt hij m’n bord. Op straat wemelt het van de vluchtelingen die bedelen, uit armoede en wanhoop; veel jongeren, maar ook bejaarden en moeders met kinderen.

Het eerste dat me als voetballer in hart en nieren hier opvalt, is dat er nergens gespeeld wordt; geen jongens op straat die voetballen of kinderen met een bal op een pleintje.

Favela proof

De volgende dag heb ik een afspraak bij UNHCR, de VN-organisatie die hier wordt aangeduid als ACNUR. Ene Gustavo laat me binnen, hij is hier sinds ruim een jaar verantwoordelijk voor projecten met jongeren en kinderen. Ik vertel hem dat ik als sport- en ontwikkelingswerker gewerkt heb met jongeren in Favelas van Rio de Janeiro, Brazilië, daarna in Port au Prince, Haïti, in Kaapstad en Johannesburg, Zuid-Afrika en op Lesvos in Griekenland. En dat dit mijn eerste kennismaking is met Colombia. De afgelopen twee weken gaf ik in Medellín een serie workshops aan voetbalteams en hun coaches. En de komende tien dagen wil hier ik in de grensstreek van Colombia en Venezuela kijken of er aandacht is voor sport en spel. En zoeken naar plekken waar ze straatvoetbal spelen?

Gustavo hoort de pitch welwillend aan, drinkt ondertussen zijn koffie en maakt zo nu en dan een aantekening. Hij is vooral benieuwd naar mijn sport-gerelateerde workshops in Medellín. Is het gelukt zoiets abstracts als zelfreflectie en feedback te vertalen in praktische oefeningen die aanslaan bij straatjongeren in favelas? De oefeningen zijn ‘favela-proof’, kan ik hem verzekeren. De voetballers vonden het leuk om te doen; het zet ze spelenderwijs aan het denken. De coaches waren verrast wat ze met de oefeningen te weten zijn gekomen over hun team. Voor één van de coaches was die informatie niet echt nieuw, maar hij had er nooit bij stilgestaan wat je daar als coach mee kan doen. Ik zie Gustavo weer aantekeningen maken.

Drugsbazen zijn ook vaders

Om misverstanden te voorkomen, leg ik de stafmedewerker van ACNUR uit dat mijn bezoek aan Cúcuta wel een heel ander karakter heeft. Het gaat me hier aan de grens met Venezuela om kinderen en jongeren die op de vlucht zijn, wel of niet met hun ouders. Op een onbevangen manier probeer ik de komende week te achterhalen wat sport en spel voor de jongeren kan betekenen in de opvang en op straat. Dat doe ik op mijn manier, simpelweg door een bal mee te nemen, naar voetbalveldjes te gaan, opvanglocaties te bezoeken, met jongeren te sporten en wie weet op straat iets met ze te organiseren.

ACNUR doet niet zo veel met sport, is de eerste reactie van Gustavo. Hij ziet op locaties ook weinig jonge vluchtelingen aan het voetballen. De oorzaak hiervoor legt hij bij de ieder-voor-zich mentaliteit van Venezolanen in de opvang; die zijn hier vooral aan het overleven. ACNUR ondersteunt sinds kort overigens wel een sociaal voetbalproject, maar dat is niet specifiek bedoeld voor vluchtelingen. Dit project draait op zaterdagmiddagen in een favela aan de rand van de stad, georganiseerd door MATS, Movimiento Analitico para la Transformacion Social. De gegevens zal hij naar me mailen.

Gustavo wijst terloops nog op een project van UNICEF, Golombiao, voor jongeren die verzeild raken in de drugshandel. Dit thema klinkt me vertrouwd in de oren. En vertel hem over de voetbaltrainingen en toernooien die ik jarenlang in de favelas van Rio organiseerde, in buurten waar drugsbendes het op dat moment voor het zeggen hadden.

We zochten daar de drugsbazen op om met ze te praten over de veiligheid op straat voor spelende kinderen, en over het gebruik van wapens rondom de veldjes. Dan blijkt dat drugsbazen ook vaders zijn van kinderen die aan de sportactiviteiten deelnemen. En als ouder net zo goed bezorgd zijn voor hun veiligheid.

Sportieve uitwisselingen

Cúcuta is een belangrijke grensovergang tussen Venezuela en Colombia. Bij El Puente Simon-Bolivar, een befaamde brug over de Tachira-rivier, steken per dag ongeveer 33.000 Venezolanen de grens over naar Colombia. Dezelfde dag keren daar alweer zo’n 32.000 van terug, heeft ACNUR berekend. Een relatief klein aantal, zo’n 800 tot 1000 vluchtelingen, meldt zich dagelijks bij een van de opvangcentra in de buurt.

Na deze eerste opvang bij de grens trekken veel van hen verder. Vaak komen ze terecht in de arme rafelranden van steden, en voegen zich daar tussen gezinnen die zelf ook grote moeite hebben om staande te blijven. Ik kan me goed voorstellen dat dit spanningen met zich meebrengt. Het MATS-voetbalproject zit in zo’n buurt aan de rand van de stad waar de Venezolaanse vluchtelingen onderdak zoeken. Ik heb me voorgenomen daar de eerstkomende zaterdag naar toe te gaan.

De gespannen verhouding tussen de bewoners en vluchtelingen als nieuwkomers, doet me denken aan de situatie zoals ik die vier jaar geleden aantrof op Lesvos. De inwoners op dit Griekse eiland stonden niet te springen om vluchtelingen. Ze zagen hun inkomsten uit het toerisme kelderen. Terwijl wij daar drenkelingen opvingen en ter ontspanning op een achterafplekje een balletje trapten. Gewoon twee vuilcontainers tegenover elkaar en voetballen. Dat was in de begindagen van Movement On The Ground (MOTG). Die is daarna steeds intensiever betrokken geraakt bij de opvang van vluchtelingen, organiseerde daar activiteiten voor kinderen en pakte later ook de draad van het voetbal op. 

Het knappe is dat MOTG er in slaagde om warme contacten op te bouwen met de plaatselijke bevolking. Sporten was daar een belangrijk onderdeel van. De kinderen uit het opvangkamp maakten bijvoorbeeld gebruik van het plaatselijke voetbalveld, en er kwamen sportieve uitwisselingen tussen jonge vluchtelingen en leeftijdsgenootjes van het eiland. Ik heb op Lesvos van dichtbij meegemaakt wat sport teweeg kan brengen. Hoe MOTG met voetbal het leven in uitzichtloze omstandigheden een beetje draaglijker maakt. En hoe waardevol het is dat je deze kinderen even plezier en afleiding biedt in een stressvol en onzeker bestaan.

Zou ik in Cúcuta iets dergelijks kunnen bedenken? Hoe mooi zou het zijn dat jonge vluchtelingen in deze chaos even kunnen genieten van een simpel potje voetbal?! En is hier een plek te creëren waar ze zich veilig en vertrouwd kunnen voelen? Een ruimte om vrij met elkaar te spelen? Met een hoofd vol dergelijke vragen verlaat ik het kantoor van de VN-organisatie.

Voor Pampus

Aan het begin van een project in het buitenland heb ik mijn ouwe vertrouwde voetbal altijd bij me. Vaak is dit ook de snelste manier om op straat contacten te leggen. Zelfs als hij nog opgepompt moet worden en niemand in de buurt een voetbalpomp heeft. Ik vraag Christian, een van de jongens in de opvanglocatie, om samen op zoek te gaan naar een geschikte pomp voor mijn bal.

Zo’n zoektocht is tegelijk een hele praktische manier om de wijk die tegen de grens aan ligt, eens beter te leren kennen. Een excuus zogezegd om daar onbevangen rond te kunnen neuzen in de favela-achtige straten met open garages, kleine informele winkels en sjofele barretjes met campingstoelen. Tot we na ruim anderhalf uur ronddolen en praatjes maken, iemand vinden met een pomp die mijn bal op spanning kan brengen. Al heb ik er geen rekening mee gehouden dat je zo iemand uit beleefdheid een fooi hoort te geven. Gelukkig helpt Christian me uit de brand en, zonder hierover ook maar één woord te wisselen, de man een paar muntjes toestopt.

Terug bij de opvang van stichting Vunvecuc schuiven we aan voor de lunch. Vandaag is dat pasta met tonijn, een beker limonade en een kommetje rijstepap toe. Een maal met een hoge cultstatus, maar ook een genadeloze aanslag op de maag. Na afloop ligt iedereen voor Pampus. Het blijft dan ook akelig stil als ik vlak na het eten opgewekt het voorstel doe op zoek te gaan naar veldjes waar we kunnen voetballen. Ze vinden het niet een geschikt tijdstip, het is op dit uur van de dag toch veel te heet met deze zon?! En bovendien veel te druk op straat, en op de pleintjes staan overal geparkeerde taxi’s in de weg. De cultstatus van het loodzware dagmenu blijft onaangetast.

Christian en Juan zijn wel te porren om mee te gaan, als ik ze vertel over het veldje dat ik gisteren vanuit de taxi zag. Ik wil uitzoeken of dit een geschikte plek is om er met een groepje te voetballen. Het ligt zo’n 100 meter van de weg. Op die afstand is in de verte een geparkeerde bus te zien. Ik stel voor om het van dichterbij te bekijken. Halverwege betrekt het gezicht van Christian. Zijn normaal gesproken vriendelijke blik verstart; hij voelt zich duidelijk niet meer op zijn gemak en wijst naar bosjes met trochas die je naar Venezuela voeren. Volgens hem zijn dat de sluiproutes voor smokkelaars, criminelen en mensen die illegaal de grens oversteken. Christian weet zeker dat ook de maffia hier actief is.

Ondanks dat hij zich totaal niet op zijn gemak voelt, stemt hij ermee in om nog een klein eindje verder te lopen, zodat we het veld van dichtbij kunnen bekijken. Dan zien we dat het om een touringcarbedrijf gaat; vanaf hier rijden bussen rechtstreeks op en neer naar Ecuador. En het veldje naast het kantoorgebouwtje is inderdaad van kunstgras, zo te zien is het een voetbalveldje geweest. Waarom doet zo’n mooi veldje dienst als parkeerterrein? Hoe is dit op deze plek terecht gekomen? Het is een sprekend voorbeeld van de situatie hier aan de grens. Alles draait hier om overleven. 

Onderweg terug koop ik water voor ons drieën. In de schaduw van een boom vertelt Juan dat hij verderop nog een ander sportveldje kent. Vijf minuten later staan we op een groot open terrein en kijken uit op een blinde muur met in sierlijke letters de graffititekst Fundacion Horizonte de Juventud. We lopen er naar toe en zien een betegelde vloer ter grootte van een zaalvoetbalveldje, met aan beide zijden een doel van roestig staal en daarboven een basket. Hier en daar zitten gaten in de tegelvloer, maar er valt heel goed op te spelen. Al is de plek wel iets te ver verwijderd van de doorgaande weg waar vluchtelingen en passanten langskomen. De deur in de muur is dicht, het blijkt de achteruitgang van een barretje. Als we aan de voorkant kijken is ook die gesloten. Niemand die iets kan vertellen over de naam van de stichting of over de andere tags op de muur. 

Als ik later op de dag de stichting op het internet opzoek, vind ik daar een mooi beschreven project met foto’s en toelichtingen op het werk dat ze doen. Bij Funvecuc weten ze wel beter, ze leggen me uit dat dit een zoveelste show-project is dat in de spotlights komt en mensen nieuwsgierig maakt. Heel even gebeurt van alles, maar zo’n project ligt er al gauw verloren bij zodra het geld binnen is en de camera’s zijn vertrokken. 

Gringo

Terug bij de stichting Funvecuc scan ik de omgeving af naar een plek waar een mogelijk voetbalveldje van te maken is. De enige plek die zich daar met wat creativiteit voor leent, is voor de ingang van de stichting. Daar is een kale vlakte bezaaid met grind en ruwe stukjes puin waar mensen wachten om opgepikt te worden, en taxi’s parkeren om handelswaar van passagier over te zetten naar de steekwagentjes van de trocheros. Twee keer per dag staan ze daar in de rij om naar binnen mogen voor een maaltijd. Ondanks al die bezigheden zie ik dat er tegen de muur net genoeg ruimte vrij te maken valt voor een klein veldje. 

Met een paar grote stenen als doelpaal en losse steenbrokken die dienen als omlijning, markeer ik een veldje van 10 bij 12 meter. Een groter oppervlak zou ook al problemen geven vanwege stenen die te diep in de grond liggen. Een groepje oudere mannen dat vanaf een muurtje toekijkt, vraagt zich stellig af wat die gekke gringo in hemelsnaam aan het doen is. Een veldje maken? Hier?’ Ze kunnen er wel om lachen. Klokslag drie uur lopen ze glimlachend langs mijn gekunstelde veldje en gaan naar binnen.  Als ik ernaar vraag, vertelt een van de mannen dat ze naar een voorlichtingsbijeenkomst gaan om te horen hoe je het beste door kunt reizen naar Bogota.

Beetje bij beetje krijgt mijn veldje vorm. Als de grootste puinbrokken zijn opgeruimd, het rondslingerende plastic en afval zijn verwijderd, dan stop ik er mee. Ik pak mijn bal en oefen er een beetje mee. Reacties van omstanders blijven uit, op één onhandige terugspeelbal na. Die komt van een jongen die meer aandacht heeft voor de uitgestalde smokkelwaar naast zich.

Een minuut of tien later komt Luis even een balletje trappen en een praatje maken. Hij is een van de drijvende krachten van stichting Vunvecuc. Terwijl we wat overspelen, vraag ik hem of dit veldje iets is voor de jongeren. Luis betwijfelt het vanwege al het losse steen. Op dat moment vragen twee jongens of ze mee mogen doen. Yoscar en Juan Carlos, een jaar of 12, 13 schat ik ze. We doen een partijtje en dan meldt ook de oudere garde zich al snel, jongens van een jaar of 16, 17. Met ons tienen kunnen we 2 tegen 2 spelen en doorwisselen na elk doelpunt. De energie is hoog, zoals je dat ook elders in favelas vaak meemaakt.

Af en toe neemt een oudere jongen polshoogte, of iemand spreekt me rechtstreeks aan als gringo: ‘Wie ben je?’ ‘Waar kom je vandaan?’ Of ‘Ben je rijk?’ en ‘Heb je veel geld?’ Dit uitdagen is soms op het randje, en een enkele keer daar net overheen. Maar vooral een manier om te testen wat voor vlees ze in de kuip hebben. Als enige gringo in de favela heb ik deze vuurdoop wel vaker meegemaakt. Dat heeft me geleerd om altijd in gesprek te blijven, confrontaties niet uit de weg te gaan en zo ontspannen mogelijk antwoord te geven op vragen. En heel belangrijk: stel ook informatieve vragen terug! Zolang je hun codes in acht neemt, zal het beeld van zo´n jongen stukje bij beetje veranderen.

Terwijl we voetballen rijdt onverwacht een grote witte auto recht op ons af. Achter het stuur een vrouw die haar wagen pontificaal op ‘ons’ veldje parkeert. Ik tik op haar raam en vraag of ze de auto een klein stukje naar achteren neer wil zetten. ‘Ik ben van de stichting,’ is haar reactie, alsof er iets rechtgezet moet worden. In een poging haar gunstig te stemmen, leg ik vriendelijk uit met hoeveel moeite we dit veldje hebben aangelegd. Dat werkt. Terwijl ze haar auto een paar meter naar achteren parkeert, komt er een grote jeep het terrein oprijden. Het is haar man hoor ik later. Ik wacht tot ook hij zijn raam naar beneden doet, geef een hand, stel me voor en vertel over het provisorisch aangelegde voetbalveldje. Hij vindt het gelijk een mooi initiatief en wil z´n auto natuurlijk wel even ergens anders neerzetten.

Daarmee is de toon gezet, ook bij de jongens op het veldje. Vanaf dat moment is het ‘ons’ veldje. Als een taxi er overheen probeert te rijden, houden ze die zelfbewust tegen. Ook trocheros met hun steekwagens en passanten te voet lopen nu om ons veldje heen. Grappig hoe zoiets werkt. Met een handvol lukraak van de straat geplukte jongeren is het toch maar gelukt om samen een stukje grond te veroveren, een eigen plek waar ze kunnen voetballen en zelf de regels bepalen. In een omgeving waar het recht van de sterkste geldt, en chaos, illegale handel en onveiligheid de overhand hebben.

Toch slaat mijn hart wel over als ik zie dat de bal de weg op schiet en onder een taxi terecht komt. Gelukkig holt daar niemand achteraan en blijft ook de bal ongedeerd. Even later trapt een van de voetballers de bal iets te hard weg, en heeft een groepje oudere jongens verderop er lol in te lummelen als de spelers proberen hun bal terug te krijgen. Ik ben opgelucht als dit ze na een paar minuten toch lukt. Wie aandachtig kijkt naar wat zich op en om zo’n geïmproviseerd veldje afspeelt, ontdekt hoeveel sociale vaardigheden ze hier al spelend opdoen.

Meer favela krijg je het niet

Door de spanning en het plezier van het spel gebeurt er van alles. Jongens die keihard schreeuwen, duwen, uitdagen, confrontaties niet uit de weg gaan. Of opzichtig aandacht vragen en met de borst vooruit lopen na een geslaagde move voor het doel. Maar ook hun verlies weten te nemen als het even niet lukt zoals ze willen. Bij gebrek aan opgelegde regels moeten ze zelf grenzen opzoeken, of daarover in discussie gaan. Dan gaat het over kwesties als: Is de bal in of uit? Handsbal of niet? Wel of geen overtreding? Wel of niet een goal? Wanneer de ogen in mijn richting gaan, dan ga ik daar niet op in. Moet er echt een knoop doorgehakt worden, dan pak ik een muntstuk voor een kop-of-munt beslissing. 

Na deze intensieve uren houd ik het voor gezien en geef iedereen een box of een hand. Zoals Yoscar die me voortdurend uitdaagt, Juan Carlos en alle anderen die op crocks of slippers spelen. Meer favela krijg je het niet! En Kelvin een verstandelijk gehandicapte jongen met forse o-benen, die zichtbaar geniet van elke aanmoediging. Bij elke bal die hij raakt, krijgen de spelers om hem heen een high five. Ik zwaai naar de eigenaar en zijn vrouw, die heb ik de hele middag foto’s zien maken. De bal laat ik achter bij Gregory, hij is nog lang niet van plan om te stoppen.

Wonderlijk hoe een onbeduidend en lelijk lapje grond na heel veel potjes voetbal je het gevoel kan geven dat zich hier iets speciaals heeft afgespeeld.

Eén lange flow

De volgende dag schuif ik aan bij een EHBO-cursus die de stichting Vunvecuc organiseert voor hun vrijwilligers. De cursus loopt uit, dus ik ben blij dat Yoscar na afloop nog voor de poort staat. Ik schat dat hij daar een klein half uur heeft staan wachten. Aandoenlijk zoals hij opklaart als ik zijn kant uit loop; eindelijk voetballen! Even later meldt Gregory zich en wil ook Luis wel meedoen. Ik wil beginnen met een potje hooghouden met de bal, maar slik dit nog net op tijd in. Hier geldt namelijk de regel dat degene die verliest een oorvijg krijgt, en dat wil ik Yoscar niet aandoen. Gregory stelt voor dat we voetvolley spelen; 1 op 1 en de winnaar blijft staan. Hij wil op zoek naar een net, maar ik maak twee speelhelften door met mijn schoen een flinke streep te trekken in de bodem van zand en grind.

Bij voetvolley mag je de bal niet te laag spelen en maar één keer laten stuiteren. Gregory voegt eraan toe dat je de bal maar twee keer mag aanraken. Dat is behoorlijk intensief, zeker als het rond de 35 graden is. Gelukkig kunnen we 2 tegen 2 spelen als er iemand bij komt. Ik moet heel diep gaan. Dus als zich geen ander team meldt, moet ik echt mijn rust nemen. En geef graag toe dat ik geen 15 meer ben. Hoe heerlijk het ook is om zo lang achter elkaar in één lange flow te kunnen spelen.

Ter afsluiting zoeken we een plekje in de schaduw en drinken daar een zakje water. In de winkel koop je 20 van die zakjes voor 60 cent. Op een steen praat ik nog wat na met Yoscar. Hij is hier met zijn vader om geld te verdienen. Die is trochero, iemand die met een steekwagen bagage over de grens vervoert. Yoskar helpt hem daar af ten toe bij. Ze hebben bij elkaar nu 500.000 pesos verdiend, ongeveer de helft van wat ze nodig hebben. Het geld is voor zijn moeder en zijn vijf broertjes en zusjes die in Venezuela wonen. 

Ik heb een zwak voor Yoscar en volgens mij is dit wederzijds. Hij zegt dat ik goed kan voetballen en stelt me wel 100 vragen. Hoe ver Nederland van hier is, hoe het is om te vliegen, of ik het ook eng vind in de lucht? En of ik wel eens in Amerika ben geweest? Eerder deze middag gaf ik hem tijdens het voetballen mijn telefoon om een paar foto’s te maken. Ik ga vanavond in alle rust kijken hoe ze gelukt zijn.

Vandaag geen voetbal

In Bogota en Medellín viel me op dat de Colombianen de Tour de France dit jaar gepassioneerd volgen, de vele tentjes waar ze de etappes uitzonden puilden uit. De verwachtingen van de Colombiaanse renner Bernal zijn hoog gespannen, vandaar dat ik op mijn laatste dag in Cúcuta een plek zoek om de één na laatste etappe van de tour te zien. Het valt me op dat de tv weliswaar aan staat, maar dat er amper iemand naar de tour kijkt. Ik zie dat Bernal zijn gele trui veilig stelt, het is vrijwel zeker dat morgen voor het eerst in de geschiedenis een Colombiaan de Tour de France wint. Zo te zien maken ze zich hier druk om hele andere zaken.

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om de contactpersoon van het MATS-voetbalproject te vinden. Dus zodra Bernal over de eindstreep is, pak ik gelijk een taxi naar de wijk Las Delicias waar we in een barretje aan de rand van de favela hebben afgesproken. Daar zijn ze gelukkig op de hoogte van mijn komst, want al snel word ik daar door MATS-medewerkers afgehaald. Die vertellen dat hun organisatie bestaat uit studenten. Een vaste kern vrijwilligers gaat elke zaterdag naar deze wijk, aangevuld door een wisselende groep studenten van de Universiteit van Cúcuta of afgestudeerden met een ‘social work’ diploma voor wie dit ook een manier is om aan hun CV te werken.

Als de sportactiviteiten van MATS ter sprake komen, krijg ik te horen dat er nou net vandaag geen voetbal op het programma staat. Ze hebben namelijk een themaweekend dat in het teken staat van het milieu. En vermoeden dat het vandaag wel wat rustiger zal zijn dan anders. Dat zou me niks verbazen. Maar nu ik er toch ben, is het zaak om tussen de bedrijven door toch zo veel mogelijk te weten te komen over de voetbalactiviteiten.

Voordat de workshops over het milieu beginnen, is er nog tijd voor een rondleiding door de aanliggende wijken Las Delicias en Manuela Beltran. Julieta, een van de vrijwilligers, voert onvermoeibaar het woord. Vanwege de overdaad aan informatie probeer ik haar wat in te tomen, maar een lagere versnelling zit er niet in. Dit neemt niet weg dat ze hele zinnige dingen te melden heeft. Later op de dag snap ik haar drive, ze had geen idee wie ik was en zag me als iemand die van hogerhand gestuurd was; die moet natuurlijk een goede indruk krijgen van het project.

Voor de wijk Las Delicias moeten we een heuvel op klimmen en komen dan bij onderkomens die kenmerkend zijn voor veel slums en favelas; geïmproviseerde krotten opgetrokken uit golfplaat en bijeen gesprokkelde bouwmaterialen, huizen van hout en baksteen. We lopen over stoffige zandpaden vol met kuilen en hobbels; een regenbui en het is hier één grote modderpoel. Na een tijdje komen we uit op een grasveld met twee zelfgemaakte houten doelen. Dit is de natuurlijke grens tussen beide wijken, maar ook de scheidslijn tussen twee rivaliserende bendes. Een gebouwtje, mede mogelijk gemaakt door UNHCR/ACNUR, doet dienst als bibliotheek, workshopruimte. De jongeren die bij het gebouwtje rondhangen maken dankbaar gebruik van het zwakke wifi-signaal.

Veel meer belhamels

Terug bij het project zie ik dat ongeveer 20 kinderen op de themadag over het milieu zijn afgekomen, zo tussen de 6 en 9 jaar. De vrijwilligers hebben een programma bedacht voor poeslieve kinderen, dat treft want het zijn ook de lieverdjes uit de buurt die hier op af zijn gekomen. Op twee belhamels na, die waarschijnlijk net als ik zwaar teleurgesteld zijn dat er vandaag niet wordt gevoetbald.

In een kringgesprek mogen de kinderen met eigen voorbeelden over het milieu. De oogst is mager, ik vind ze ook wel erg jong voor dit thema. Hierna volgt het ‘doorfluister-spel’; de leiding heeft een zin bedacht die fluisterend doorgegeven moet worden en zo de kring rondgaat. De zin is: Je moet altijd aardig zijn voor je naaste. Als halverwege de twee jongens aan de beurt zijn, zie ik ze gniffelen. De laatste in de kring mag de tekst als eerste hardop uitspreken. Ze twijfelt even, vraagt haar buurvrouw om de woorden nog eens te herhalen, en zegt dan: Heilige Maria is een prostituee. De leiding is ‘not amused’, voor de twee dissonanten in de groep zit de themadag er alweer op.

Het is me te zoet en te braaf. Hoe gaat het er hier aan toe als er voetbal op het programma staat? En er veel meer belhamels op af komen? Want voetbal is een vast onderdeel van het wekelijkse programma. Van meerdere kanten hoor ik dat ze dit heel serieus aanpakken. Er zit een vaste structuur in de opbouw van de trainingen. Ze beginnen met een warming up en een fysiek deel, gevolgd door een aantal balvaardigheidsoefeningen, zoals dribbelen langs pilonnen. En na de verplichte onderdelen is er tijd voor onderlinge partijtjes. Gelukkig maar.

Om behalve voetbal ook aandacht te besteden aan het sociale aspect, reserveren de vrijwilligers tijdens iedere training zo’n tien minuten voor een thema. Vaak is dat een kringgesprek en een opdracht in het teken van het thema van die dag. Ik ben ondertussen wel heel benieuwd geworden hoe dit er in de praktijk uitziet. Maar dat zit er dus niet in, helaas.

Informele contacten

Een paar activiteiten verder is er vruchtensap en voor iedereen een pasteitje met gekruide rijst erin; de Colombiaanse versie van de nasischijf. Er worden rubberen handschoentjes en vuilniszakken uitgedeeld, we gaan plastic en vuil verzamelen. Een symbolisch gebaar lijkt me, want favelas als deze zijn doorgaans bezaaid met vuilnis, vaak tot diep in de grond. Ik zet mijn beste beentje voor en speur samen met nog een paar kinderen naar afval voor onze vuilniszak. In één moeite nemen we plastic zakken met vuilnis mee die we langs de weg aantreffen. 

In het voorbijgaan groet ik families die gemoedelijk met elkaar voor hun huis zitten. En vraag me af waar de jongens zijn die iedere zaterdagmiddag naar het voetbalproject gaan. En op welke plekken ze hier in de buurt voetballen. Een oudere man op slippers en een felgekleurd blauw sportshirt die ik hierover aanschiet, vertelt dat een paar straten verderop een veldje is waar ze vaak met elkaar voetballen. Hij nodigt me uit voor een drankje, maar ik moet verder met mijn groepje milieuridders. Een andere keer, spreken we af. Ja, een andere keer.

Eenmaal terug wacht Julieta ons op, we zijn de laatsten, ze werd al ongerust. Als ik voorstel om nog snel een rondje te maken, geeft ze aan dat de activiteit heel erg uitgelopen is. Doorgaans zijn ze al lang naar huis. Ze willen liefst zo snel mogelijk vertrekken. Volgens haar is het op dit uur van de dag in de wijk niet meer overal veilig om er rond te lopen. Dat verbaast me.

Mijn ervaring is juist dat je in zo’n gemeenschap in de regel weinig te vrezen hebt als je er goede contacten onderhoudt. Ik ben me in favelas veilig gaan voelen door vanaf het begin informele contacten op te bouwen. Door ook eens langs te gaan voor een verjaardag, een familiefeest of een bruiloft. Of mee te doen bij onderlinge partijtjes straatvoetbal op een trapveldje achteraf, dan wel een voetbaltoernooi in de buurt te bezoeken. 

Maar ik zeg tegen haar: ‘Ok doen we dat een andere keer.’ 

Ik kom graag nog een keer terug.

 

 

Previous
Previous

Straatvoetbal

Next
Next

Winnen